Bedrijfstak Pensioenfondsen en mogelijke vrijstellingen of dispensaties op basis van artikel 3 & 4
In mijn vorige blog ben ik in gegaan op de mogelijkheden om op basis van artikel 2 vrijstelling/dispensatie aan te vragen. In dit blog zal ik de mogelijke vrijstellings- of dispensatiegronden op basis van Artikel 3 & 4 bespreken.
Groepsvorming!
De onderneming is deel gaan uitmaken van een groep. Dit komt in de praktijk nog al eens voor. Door bijvoorbeeld een overname gaat de onderneming onderdeel uitmaken van een groter geheel. Dit kan het mogelijk maken om op basis van Artikel 3 een vrijstelling aan te vragen.
Ondanks dat de onderneming deel gaat uitmaken van een groep zijn er ook aan deze vrijstellingsgrond voorwaarden verbonden. De simpele mededeling dat dit zo is, is niet voldoende. Er kan pas een vrijstelling worden aangevraagd en succesvol verkregen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Vakorganisaties moeten zowel de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van die werkgever (waar een beroep op deze vrijstellingsgrond voor wordt gedaan) betrokken zijn als de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van de groep betrokken vakorganisaties, betrokken zijn geweest;
De groep waar men onderdeel van wordt heeft al een pensioenvoorziening, die in overleg met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties tot stand is gekomen;
- Bij de groep werken ten minste 100 werknemers die niet in het desbetreffende bedrijfstakpensioenfonds deelnemen (waar vrijstelling voor wordt gevraagd);
- Het aantal actieve deelnemers waarop de pensioenvoorziening van de groep van toepassing is, op de dag waarop het verzoek om vrijstelling wordt ingediend ten minste 25% dan wel ten minste 50 actieve deelnemers meer bedraagt, dan het aantal werknemers waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd;
- het verzoek om vrijstelling tevens wordt gedaan door of namens de groep en de vakorganisaties, bedoeld in onderdeel b.
Dit zijn nogal wat voorwaarden waar aan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van dit artikel. De rol van de bonden is voor deze vrijstellingsgrond zeer bepalend en dit maakt deze vrijstelllingsgrond complex.
Bedrijfs-Cao!
Naast de hiervoor besproken groepsvorming wordt incidenteel ook op basis van Artikel 4 een vrijstelling aangevraagd. Door de groepsvorming kan er behoefte ontstaan aan een eigen bedrijfs-Cao. Ook aan deze vrijstellingsgrond zijn weer voorwaarden verbonden.
“ Op verzoek van een werkgever wordt door een bedrijfstakpensioenfonds voor alle werknemers of een deel van de werknemers van die werkgever vrijstelling verleend voor zover een besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst op die werkgever niet van toepassing is of, indien dat besluit wel op hem en zijn werknemers van toepassing is, voor zover hij hiervan vrijstelling heeft gekregen en met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties een afzonderlijke pensioenvoorziening is overeengekomen. Het verzoek om vrijstelling wordt mede door of namens de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties gedaan”
Ook in dit artikel komt de positie van de vakorganisaties duidelijk naar voren. Zonder de instemming van hen gaat het dus niet lukken. Dat kan soms tot echt vreemde situaties leiden. Ik wil hier wijzen op de al jarenlange lopende discussie tussen de bonden en ASML. ASML moet op dit moment de CAO en pensioenregeling van de metaal (PME) volgen. Dit is voor bijvoorbeeld ASML (een hightech bedrijf) al jarenlang een doorn in het oog. Vakbonden willen niet omdat ASML de grootste premiebetaler van dit fonds is. De onderneming wordt op politieke gronden een vrijstelling onthouden.
Uit het voorgaande blijkt dus duidelijk dat een vrijstelling op zowel Artikel 3 als op artikel 4 een taaie onderhandeling met vakbonden met zich meebrengt.
Op April 5, 2022