Wetsvoorstel i.v.m. aanpassing verdeling pensioen bij echtscheiding

Zover is het nog niet helemaal, dat wetsvoorstel, maar het zit er aan te komen, zo is onze verwachting. Dit vanwege de tweede evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) die in januari 2018 is verschenen. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Wouter Koolmees heeft daarover op 8 maart 2018 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd.

In die brief doet de minister drie belangrijke aanbevelingen. Zo stelt hij voor om conversie de standaard te maken in plaats van verevening. Voor de uitbetaling van pensioen wordt dan de standaard om de pensioenuitkeringen rechtstreeks aan de gerechtigden uit te betalen (het nee-tenzij systeem wordt veranderd in een ja-tenzij systeem). Als derde stelt de minister voor om de periode waarover het bijzonder partnerpensioen wordt berekend te beperken tot de huwelijkse periode. Hierna gaan we in op deze drie voorstellen

De huidige Wvps, de evaluatie
In de brief aan de Tweede Kamer schrijft minister Koolmees o.a.: “Uit de tussenstand van de evaluatie bleek dat de wet beperkt gebruikt wordt, te vaak nog onbekend is bij burgers en scheidingsprofessionals en dat de uitvoering voor verbetering vatbaar is. In de Wvps komt een moeilijke situatie, echtscheiding, samen met een ingewikkeld onderwerp, pensioen. Door de opzet van de wet hebben mensen er onvoldoende baat bij als zij niet in actie komen.”

Dit klopt ook volgens onze waarneming. Scheidingsprofessionals brengen het over het algemeen wel bewust onder de aandacht van de scheidende partners, maar omdat bij het woord ‘pensioen’ de hersenen meestal in de stress stand schieten, volgt veelal de uitspraak van de scheidende partners: “doe maar wat standaard is”. Dit doet ons denken aan de reclamespot voor Royal Club tonic ‘Doe maar wat’. De waarde van opgebouwd pensioen is veelal echter in flesjes tonic uitgedrukt nauwelijks te tellen. Zo veel. We moeten dus af van “doe maar wat standaard is”.

Conversie als standaard
De minister geeft in zijn voorstel daartoe een belangrijke voorzet. Conversie i.p.v. verevening als standaard. Alleen al omdat bij gehele conversie het bijzonder partnerpensioen komt te vervallen, móét er wel nagedacht worden over het pensioen bij scheiding. Want als na overlijden van de ex-partner én geen bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd én de alimentatie ook nog stopt, dan valt de bittere smaak van de financiële val in het niet bij die van een flesje ‘doe maar wat’-tonic.

In ons artikel van 18 augustus 2011 en 23 augustus 2016 pleitten wij er overigens al voor om conversie de standaard te laten zijn.

De uitbetaling van pensioenuitkeringen
Als ex-partners het pensioen verevend hebben, dan is het op papier verdeeld. Om er voor te zorgen dat de verdeelde pensioenen ook rechtstreeks door de pensioenuitvoerder aan de gerechtigde uitbetaald worden, moet er, nu nog, binnen twee jaar een door beide ex-partners ingevuld en ondertekend formulier bij de betreffende pensioenuitvoerder worden ingeleverd. Dat wordt om uiteenlopende redenen vaak vergeten. Vervolgens is de verevenings-gerechtigde dan afhankelijk van de bereidheid van de vereveningsplichtige om de pensioenuitkeringen toch uit te laten betalen.

Het voorstel van minister Koolmees is dat de uitbetaling rechtstreeks gaat tenzij een formulier ingezonden wordt waarin daartegen bezwaar wordt gemaakt. Een prima voorstel lijkt ons. Het zal een hoop ellende voorkomen.

Het bijzonder partnerpensioen
Nog te vaak komen we in scheidingsconvenanten tegen dat voor de verdeling van de pensioenen volgens de Wvps uitgevoerd moet worden of dat juist de Wvps niet van toepassing is. Punt. In de Wvps wordt echter niet de toekenning van het bijzonder partnerpensioen geregeld. Dat staat in de Pensioenwet. Als de pensioenopbouwende partner het bijzonder partnerpensioen mag houden, dan komt dat toe aan de eventuele nieuwe partner. Dat kan een goede keuze zijn. Maar regel dat dan wel even naast de verdeling van de ouderdomspensioenen expliciet in het scheidingsconvenant.

De periode waarover het bijzonder partnerpensioen wordt berekend kan ook betrekking hebben op de voorhuwelijkse periode. Minister Koolmees schrijft daarover in zijn brief aan de Tweede Kamer het volgende: “Per 1 januari 2018 is het wettelijk stelsel inzake de gemeenschap van goederen veranderd. Alleen het vermogen dat door echtgenoten gedurende het huwelijk is opgebouwd (en vermogen dat al voor aanvang van het huwelijk aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoort) valt standaard in de wettelijke gemeenschap. Het privévermogen van de echtgenoten vóór het huwelijk valt niet langer in de gemeenschap. Deze wijziging is niet relevant voor het ouderdomspensioen dat onder de Wvps valt, maar gaf wel aanleiding om het meenemen van de voorhuwelijkse periode bij bijzonder partnerpensioen te bezien. Wij stellen voor om de voor de berekening van het bijzonder partnerpensioen alleen nog de huwelijkse periode te hanteren.”

Als dit de standaard wordt, dan moeten pensioenuitvoerders goed gaan bijhouden hoeveel het voorhuwelijkse partnerpensioen is. Immers als het partnerpensioen op opbouw-basis is, dan is er waarde opgebouwd. Als er op de pensioendatum geen uitruil van dit stukje partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen plaatsvindt, wie krijgt dat dan na overlijden van de gepensioneerde? De dan levende partner? Of ex-partner? Of niemand, dus de pensioenuitvoerder?

Desalniettemin lijkt het ons ook logisch om ingeval van (echt)scheidingen van huwelijken of geregistreerde partnerschappen die zijn ingegaan vanaf 1 januari 2018, de periode van het bijzonder partnerpensioen synchroon te laten lopen met die van het ouderdomspensioen.

Andere opmerkingen, voorstellen
Verder merkt de minister nog op dat goed gekeken naar nagedacht moet worden over het afspreken van generiek toe te passen rekenregels voor de verdeling van pensioen in beschikbare premieregelingen (premieovereenkomsten). Hier zit in de uitvoering tussen pensioenuitvoerders nog teveel verschil.

Ook de aanstaande wet die kleine pensioenen en automatisch waardeoverdracht moet gaan regelen, heeft impact op de voorstellen van minister Koolmees.

Wanneer is het zover?
De minister schrijft aan het einde van zijn brief: “Wij verwachten over deze wijzigingen eind dit jaar (2018) te kunnen consulteren en deze in de vorm van een wetsvoorstel medio 2019 aan uw Kamer te kunnen toesturen.” Waarvan akte. De invoering zal dan wel per 1 januari 2020 een feit (kunnen) zijn.

Op September 6, 2018